Doorgaan naar artikel
Column: Op zoek naar traditie
Pim van den Berg
Pim van den Berg
Profiel

Afgelopen week las ik een column van Klaas Knooihuizen: ‘Hoe Spotify de muziekherinnering vernietigt’. In de column spreekt Knooihuizen zijn zorgen uit dat “het heden geen soundtrack meer heeft”, door de alom beschikbare muziek via diensten als Spotify. Vroeger ging je op vakantie met een handjevol cassettebandjes en als je nu maar een noot van die nummers hoort, ben je terug op die bestemming. Tegenwoordig heb je zoveel muziek tot je beschikking dat je je “favoriete albums niet vaker dan vijf à zes keer per jaar” luistert en je je aan geen muziek meer bindt.

Deze nostalgie is niet nieuw en niet alleen. Zowel in muziek als in muziekjournalistiek sluimert de gedachte dat alles al gedaan is, originaliteit daardoor verdwenen is en we een eigentijdse culturele identiteit missen, de ‘soundtrack van het heden’. In een vergelijkbare column noemt Jochem van den Berg muziekfestivals van nu “Veilig, gecontroleerd en efficiënt geregeld” en “beheerst, doordacht en overdacht”: een machine die het tegenovergestelde van rock ‘n roll is. Vroeger waren we rebels en wild, als we de documentaire van Woodstock moeten geloven.

Vorig jaar schreef ik nog over Mister and Mississippi als een voorbeeld en ook een product van zulke nostalgie. Het is een band die niet de folktraditie volgt, eerder een nostalgisch idee van wat we tegenwoordig denken dat folk is. Ze kopiëren de folkmode van baarden, bloesjes en instagramfilters, maar de muziek zelf blijft onbezield, alsof de functie van wat ze spelen ze ontgaat. Het is een pakketje schroot met een dun laagje chroom. Het is niet mijn bedoeling om weer tegen M&M te schoppen: er zijn legio gelijksoortige bands.

Zowel de columns als bands als M&M zijn voorbeelden van begrijpelijke, maar inhoudsloze manieren om vanuit het verleden aan het traditieloze heden een identiteit te lenen.

In 1982 schreef geesteswetenschapper Frederic Jameson dit nostalgische verschijnsel al toe aan het toen jongere postmodernisme. Als voorbeeld neemt hij film, maar hij ziet in alle media nostalgie als vervanging van een eigentijdse cultuuridentiteit. Hij schreef:

It seems to the exceedingly symptomatic to find the very style of nostalgia films invading and colonizing even those movies today which have contemporary settings: as though, for some reason, we were unable today to focus our own present, as though we have become incapable of achieving aesthetic representations of our own current experience. But if that is so, then it is a terrible indictment of consumer capitalism itself-or at the very least, an alarming and pathological symptom of a society that has become incapable of dealing with time and history.

Deze nieuwe, nostalgische werken noemt hij ‘pastische’, dat zich onderscheidt van parodie doordat het een imitatie is van iets wat voorafging, zonder een duidelijk satirisch of komisch doel. De reden van deze omslag van modernisme naar een tijdperk van alleen reacties op cultuur zou komen door het vervagen van culturele ‘eilanden’, met ieder een eigen stem en identiteit. Postmodernisme heeft als cultuurkritiek dan minstens zoveel tegenbewegingen als dat er ‘modernismes’ zijn en er komt een punt wanneer alles geparodieerd, bekritiseerd of gecombineerd is. Wat blijft er daarna nog over, behalve het oprakelen van nostalgische sentimenten om de leegte te vullen? Je kunt je voorstellen dat het internet de grenzen tussen verschillende culturen nog verder heeft vervaagd dan Jameson in ’82 had durven dromen. Wat toen een pessimistische voorspelling was, lijkt inmiddels de werkelijkheid te zijn geworden.

Ik kwam bij Knooihuizens column via een tweet van Atze de Vrieze van 3voor12, waarin hij de column “echt grootste, ongefundeerde conservatieve onzin” noemt. Dat is logisch, want hij en 3voor12 leunen meer op hyperbool om hedendaagse muziek (en daarmee hun eigen werk) betekenis en bestaansrecht te geven, dan dat ze sentimenten uit het verleden naar boven halen. Zie Timo Pisarts recente verslag van Arcade Fire op Pinkpop, waarvan alleen al het taalgebruik in de titel beter zou passen bij de daadwerkelijke wederkomst van Jezus. Ongetwijfeld was het een uitstekend optreden en het zag er op Youtube goed uit, maar met zulke overdrijving schets je net zo’n oneerlijk beeld van wat het heden inhoudt, als met valse nostalgie. Overigens is 3voor12 niet alleen in een hypecultuur van dé hit van de zomer, hét plaatje van de week, dé band die je live móet zien, enz. Dit creëert een noodzaak aan ‘bands van het moment’, waardoor de meest toegankelijke, herkenbare of emotioneel expliciete muziek in rap tempo moet worden geconsumeerd. Het is alsof ze ons iets proberen te verkopen.

Arcade Fire heeft geen overdrijvingen nodig. Ze passen hun muzikale achtergrond toe op een eigentijdse belevingswereld en creëren daardoor iets nieuws. De zoektocht naar een eigentijdse traditie komt duidelijk naar voren in de muziek van Arcade Fire, als identiteitscrises en zelfreflectie. De hyperbool van Pisart leidt daar van af. In plaats van naarstig de leegte proberen te vullen met nostalgie en hyperbool, kunnen we proberen te omarmen dat deze onzekerheid juist onze identiteit kenmerkt.

Het beste voorbeeld vind ik mijn favoriete album van vorig jaar, Vampire Weekends Modern Vampires of the City. Het album is een typisch postmodern werk vol met intertekstualiteit en -muzikaliteit, dat wil zeggen: het album zit vol met verwijzingen en knipogen naar de muziek waarmee en het milieu waarin de band opgroeide. Deze verwijzingen naar het verleden staan niet op zichzelf: ze worden vervormd en toegepast om muziek te maken die frustratie en een zoektocht uitbeeldt, zoals met spirituele identiteit in ‘Unbelievers’ en ‘Ya Hey’, in de postreligieuze wereld van nu. Bij het eerste album van VW was het voor luie recensenten nog makkelijk om verwijzingen naar afropop en Paul Simon als slagzin te gebruiken (VW is verre van Afrikaans), maar bij Contra en MVOTC is het een stuk moeilijker om de band te verbinden met gelijksoortige muziek uit het verleden. Dat komt omdat ze zo sterk de tijdsgeest van nu belichamen.

‘Step’ is te interpreteren als de samenvatting hiervan. Door zowel de melodie als de tekst van ‘Step to My Girl’ van Souls of Mischief te gebruiken (dat op zijn beurt weer gesampled is), zet VW hun argument kracht bij dat alle pretenties rond muziek (de “girl”) niets betekenen voor de tijdloze belevenis van muziek zelf.

Maybe she’s gone and I can’t resurrect her
The truth is she doesn’t need me to protect her
We know the true death, the true way of all flesh
Everyone’s dying, but girl – you’re not old yet

Laten we ons minder druk maken over wat muziek was, of zou moeten zijn. Overdrijving en nostalgie zijn niet productief en onwaar. Wat het nu is of niet is, is wat het is.