review
Recensie: As I Lay Dying
Conclusie
Ruim 85 jaar lang heeft niemand zich aan het modernistische meesterwerk As I Lay Dying van William Faulkner gewaagd: het zou onverfilmbaar zijn. Het ontbreekt James Franco dus niet ambitie. Helaas ontbreekt het hem wel aan kunsthistorisch inzicht, goede smaak en - sorry vriend - regietalent.Nadat William Faulkner deze in The Sound and the Fury had geïntroduceerd, perfectioneerde hij in 1930 zijn stream-of-consciousnesstechniek in As I Lay Dying, over een familie uit Mississippi die de laatste wens van de mater familias om begraven te worden in de naburige stad Jefferson placht te vervullen. Het boek vertelt de gebeurtenissen vanuit een veelvoud aan personages, waarin de nadruk ligt op de persoonlijke beleving: de tekst bestaat uit grote lappen tekst die de gedachtegangen beschrijven, zonder helder begin en eind en met talloze zijwegen. Hoewel het boek als een van de belangrijkste werken uit de Amerikaanse literatuur van de twintigste eeuw wordt beschouwd, is het in al die tijd nooit verfilmd – knappe jongen die zo’n expressionistisch en modernistisch werk fatsoenlijk kan vertalen naar het witte doek. Gelukkig hebben we tegenwoordig zo’n knappe jongen, in de vorm van James Franco.
Franco staat vooral bekend als acteur, bijvoorbeeld als Harry Osborn in de recente Spiderman-films of als de wanstaltige gangsterrapper Alien uit Spring Breakers, maar in zijn vrije tijd schijnt hij graag zelf te filmen en hij heeft inmiddels al een redelijk lijst films waar nooit iemand van heeft gehoord op zijn naam staan, met een biopic over een depressieve kunstenaars (The Broken Tower), een verhaal over een vervelende kamergenoot in een apenpak (The Ape) en een broederdrama (Good Time Max). Nu is het altijd leuk als iemand van zijn hobby zijn werk kan maken, maar enige bescheidenheid is gepast. Met zijn Faulkneradaptatie heeft James Franco deze echter voorgoed laten varen.
Franco’s megalomanie zou hem vergeven kunnen worden als As I Lay Dying ook maar op enige moment interessant was. De multifocaliteit van het boek lost hij op met montagetechnieken die ten tijde van de nouvelle vague al niet meer hip waren. Het overgrote deel van de tijd maakt hij gebruik van splitscreen, eenzelfde scène wordt vanuit twee kanten bekeken en soms kleurt een van de twee helften zwart. Franco toont zich een groots visionair door personages direct naar de camera te laten spreken. Geheel conform Franco’s status als hipstericoon is de film voorzien van een soundtrack met slidegitaar en southernrockdrones. Hoezeer onze acteur/regisseur ook zijn best doet, alle trucjes slaan de plank volledig mis. Dat wordt nog eens verergerd doordat de film volstrekt serieus blijft, alle speelsheid is uitgebannen.
‘Schoenmaker, blijf bij je leest’, is een flauw calvinistisch gezegd: er is niets mis met buiten je gebaande paden treden en groots te denken. Toch zou James Franco, met zo veel matige films op zijn naam, wel eens bij zichzelf te rade mogen gaan of hij wel in de wieg is gelegd voor regisseur. Zelfs wat hij normaal met meer verve doet – acteren – doet hij houterig in As I Lay Dying. Het is bijna gênant: in Franco’s handen wordt een hoeksteen van de modernistische literatuur een ‘stream of boringness’ die met moeite uit te zitten is.