Doorgaan naar artikel
Recensie: Snowpiercer
Rick Hoving
Rick Hoving
Profiel

Conclusie

Snowpiercer dompelt je onder in een spectaculair avontuur. De plot is heerlijk overdreven, de personages soms flinterdun. Als het aankomt op een grappige mix tussen een dystopische toekomst en overdreven luxe doet Snowpiercer het uitermate goed. Helaas vliegt de film in al zijn ambitie soms wel uit de bocht.

De Zuid-Koreaanse scifi-film Snowpiercer leent zich uitermate goed voor een flauwe openingszin. Iets met een trein, een plot dat doordendert, personages die ontsporen, iets dat van de rails raakt en een heel leuke film.

Bij een mislukte poging om de opwarming van de aarde tegen te gaan breekt een nieuwe ijstijd aan. Een kleine groep overlevenden bevindt zich in een trein, die eenmaal op gang gebracht zijn eigen energie opwekt en eeuwig doorbeweegt. Stoppen betekent doodgaan. Dat zoiets helemaal niet kan mag de pret niet drukken, want science-fiction en realisme zijn sowieso een slecht huwelijk. In de achterkant van de trein bevindt zich de onderklasse en in de voorzijde de rijke elite; achterin eet men proteïnerepen en voorin kan door een speciale treincoupé met surrogaat-oceaan twee keer per jaar sushi worden gegeten. Tussen kop en staart bevinden zich tal van eigenaardige, excentrieke coupés. De plot zit vol met gaten, want waarom laat treinbouwer en machinist Wilford (Ed Harris) meer mensen opstappen dan hij kan voeden? En waarom is er überhaupt een klassensysteem nodig wanneer de productiemiddelen evenredig verdeeld hadden kunnen zijn? Karl Marx zou zich omdraaien in z’n graf. Ze zijn achterin in ieder geval boos zoals het de arbeidersklasse betaamt, ondanks dat ze niet eens weten hoe het in de voorzijde is. Natuurlijke leider Curtis (Chris Evans) voert samen met compagnon Edgar (Jamie Bell) de revolutie aan. Hun doel is coupé na coupé te veroveren, de de man achter het gordijntje te vinden en hem te vervangen met dorpsoudste Gilliam (John Hurt). Dat staat garant voor spetterende duels en adembenemende inrichtingen coupé na coupé.

Het begin van Snowpiercer verraadt niet hoe bezopen de film is. Een pijnlijk misplaatste serieuze ondertoon drijft dan de plot nog aan, hoewel snippers van het absurde steeds meer binnendruppelen. De gescheurde kleding, de vieze omgeving en mensen zijn het allemaal net niet. Met de binnenkomst van Tilda Swinton als de extravagante woordvoerster Mason, met even bizarre aanhang, lijken we ons even te bevinden in het Panem van The Hunger Games-films. Gelukkig bonjourt haar aanwezigheid elk greintje van vermeende ernst weg. Vanaf dan wordt Snowpiercer heel vermakelijk, absurd en levendig. De decadentie van de eerste klassepassagiers kent geen grenzen. Het treedt wel in het vaarwater van het hele “authentiek minimalisme tegenover de nepheid van decadentie”-gebeuren, zoals ook The Hunger Games doet. Snowpiercer draait de knop van dit uitgekauwde thema echter naar elf. Het is daarmee een veel grappiger kijk op klassenstrijd dan de moordlustige tienerfilm. Wie dacht dat er slechts een paar stoelen in een treinwagon passen heeft het mis: boomgaarden, oceanen, zwembaden, geen luxe is te gek.

De personages zijn wel aan de flinterdunne kant. De flarden opgediende achtergrondverhaal voelen wat geforceerd aan, laat staan dat ze verdieping of emotionele verbondenheid opwekken. Het maakt niet veel uit, want in het kleurrijke pallet van hyperoverdreven personages valt geen één personage echt op zijn plaats – of er buiten. Swinton draagt haar rol verreweg het beste. Het acteerwerk van zowel Evans als Bells leidt onder hun vlakke personage. De Koreaanse acteurs zijn moeilijk te peilen: Song Kang-ho is zeker een overtuigend crackhead en Go Ah-sung heeft een schattigheidsfactor die voor haar pleit. Of ze echt tot hun recht komen? Ze volstaan om het verhaal op gang te houden, net als hun personages in de film zelf. Het Summum van de levenloze interactie en het gros aan plotgaten is wel de climax tussen Wilford en Curtis. De kop en staart zijn daarmee het slechtst af in Snowpiercer. Daar alles tussenin is dwaasvermaak.