nieuws
Lone Survivor
Conclusie
Hoewel Peter Gabriels pathetische Bowiecover 'Heroes' in de aftiteling anders doet vermoeden, is dit marinierskwartet niet meer dan een in het nauw gedreven katten die zich een weg uit de penarie moeten schieten. Waarom is Lone Survivor dan zo'n typisch 'verhaal dat verteld moet worden' (de tagline is 'Live to tell the story')? Het is een knap staaltje krijgskunst dat deze militairen weerstand weten te bieden tegen zo'n overmacht (al lopen de getallen over het daadwerkelijke aantal nogal uiteen), maar behalve de steun vanuit het Afghaanse dorp getuigt het verhaal weinig van menselijkheid. Veel eerder is Lone Survivor een wervingsfilmpje over deze stoere jongen1s. 'Zorg dat je erbij komt, bij de marine', Dorus zong het al in 1958. Tegenwoordig wordt voor zo'n boodschap twee uur uitgetrokken.Is het te gemakzuchtig om Lone Survivor af te doen als militaristische, patriottische propaganda? Misschien, maar dan hadden ze de film maar iets genuanceerder moeten maken.
U kent ze wel, die spotjes van de landmacht. Een ludieke situatie, de vakjes ‘geschikt’ en ‘ongeschikt’ komen in beeld en één hiervan wordt ingevuld. Dan verschijnen er enkele seconden heftige beelden van het zware maar stoere leven als militair. Als je die laatste seconden extrapoleert tot een kleine twee uur krijg je Lone Survivor. Stoer wel, maar niet het grote verhaal van menselijkheid dat het pretendeert te zijn.
Vier mariniers (Mark Wahlberg, Taylor Kitsch, Emile Hirsch en Ben Foster) moeten het dorpje waar een Talibanleider zich schuilhoudt in de gaten houden vanaf een hoger gelegen berg. Terwijl ze in de struiken liggen met hun verrekijkers komen twee jochies, een oude man en een stoet geiten de berg op. Als ze deze drie passanten gevangen nemen, blijkt een van de knulletjes een walkie-talkie op zak te dragen: verdacht! Ons viertal gaat met elkaar de discussie aan, doden of laten gaan met het risico dat de Taliban achter hun schuilplaats komt. Ze kiezen, niet geheel gelijkstemmig, voor de laatste optie, maar even later… BOEM.. takkatakkatakkatakkatakka…. kut, de verbinding doet het niet… pppppppppprrrrrrrrrrr… BOEM…….. au, mijn schouder… KNAL! shit, die ene is bijna dood…. BOEM… enzovoorts, totdat alleen Wahlberg over is. Hij krijgt bescherming in het Afghaanse dorpje, dat is nu eenmaal hun traditie daar. Maar natuurlijk is hij daar ook niet veilig.
De film van Peter Berg, gebaseerd op de autobiografische roman van Marcus Lutrell, wordt gepresenteerd als een ode aan de discipline, het doorzettingsvermogen en het kameraadschap van de Navy SEALs. Het begint al met de openingsscène, waarin archiefbeelden van trainingen worden gebruikt. Het is dat het sinds medio jaren tachtig niet meer bon ton is om alles wat riekt naar militarisme af te doen als fascistoïde, anders had ik dat bij dezen graag gedaan. De crunches in de zeegolven, het getier van de superieuren, je moet het maar voor je land overhebben. Maar desondanks hebben deze binkies het naar hun zin in Afghanistan, al missen ze natuurlijk hun vrouw. Verder heb je enerzijds de slechte Afghanen, die eigenlijk alleen in beeld komen als ze door hun hoofd worden geschoten, en anderzijds de goede Afghanen, die geportretteerd worden als nobele wilden, primitief maar met een goed hart. Maar al die menselijke waarden waar de voice-over in het begin zo hoog van opgeeft, lijken enkel een vehikel om een potje flink op tulbanden te knallen. Nu is dat laatste prima in een oorlogsfilm, maar verstop het dan niet onder een vermeende lovenswaardige boodschap.