nieuws
Recensie: Cockneys vs Zombies
Cockneys vs Zombies is de spirituele opvolger van Britse zombiefilm Shaun of the Dead; wederom vecht een groepje uit de Londense arbeidersklasse tegen de herrezen doden. Cockneys vs Zombies is niet een grote vernieuwer, maar zijn stereotypetjes en gevatte grappen werken.
In Oost-Londen wordt gewerkt aan een nieuw appartementenblok. Tijdens deze werkzaamheden vinden twee bouwvakkers een ondergrondse tombe, waar zij een eeuwenoude zombie treffen. De twee worden gebeten en de plaag begint zich te verspreiden over de wijk East End. Elders in de stad beramen Andy en Terry een bankoverval. Zij hebben het geld nodig om het bejaardentehuis, dat moet worden afgebroken voor de appartementen, te redden. Hun opstandige en gepensioneerde gangster opa Ray (Alan Ford) woont daar. De bankoverval mislukt, maar een groter probleem dient zich aan wanneer de zombieplaag heel East End heeft getroffen. De twee moeten nu opa redden van zombies, in plaats van ontwikkelaars.
Charismatisch tuig
Cockneys vs Zombies moet het vooral hebben van zijn cast: de twee Robin Hoods, opa Ray voor wie tegen zombies vechten niet veel anders is dan tegen nazi’s vechten is en natuurlijk de rest van de boefjes in het bejaardentehuis. Vooral die laatste groep zorgt dat er veel te lachen is. Deze Cockneys hebben een haast onverstaanbaar dialect, zeker voor ons Nederlanders. Eentje waarbij veel gebruik wordt gemaakt van rijm die verloren gaat in de vertaling naar het Nederlands. Het zijn arbeidersklasse Britten, zoals we ze ook tegenkomen in films van Guy Ritchie of recentelijk nog Attack the Block (Cornish, 2011). Cockneys vs Zombies is te zien als het Britse Shouf Shouf Zombibi (Smits & van den Eshof, 2012), waarin eveneens minderheden, humor en zombies worden gecombineerd. Daar waar laatstgenoemde film erger dan de zombie-apocalypse zelf is, is Cockneys vs Zombies een geslaagde combinatie, hoewel eveneens wat clichématig.
Het verboden Z-woord
De zombies zijn klassieke Romero-zombies, sloom en houterig bewegen zij zich voort. Kennelijk hebben de personages ook enkele Romero-films gezien, want binnen een oogwenk stellen ze vast wat East End heeft getroffen: een zombie-apocalypse. Hiermee wordt één van de belangrijkste regels in zombiefilms gebroken: het gebruik van het Z-woord. Het is weer eens wat anders dan al die schreeuwende en jankende personages die zich afvragen wat hen toch in Godsnaam overkomt. Cockneys vs Zombies wordt echter niet overwoekert door een postmodernistisch zelfbewustzijn. Het gaat hier om slechts twee korte momentjes. Er zijn geen overduidelijke knipogen naar of tal van parodie-elementen op het genre; zoals ieder mens hebben ook de personages weleens van zombies gehoord (“Je moet ze in het hoofd schieten!”, “Dat weet toch iedereen?”)
[one_half]
[/one_half]
[one_half_last]
[/one_half_last]
Toch brengt Cockneys vs Zombies niet heel veel nieuws mee naar het genre. De bekende scenes om bij te walgen, een paar schrikmomenten en stereotype Britse arbeidersklasse doen vooral aan andere films herinneren. Regisseur Matthias Hoene moet zelf ook de hete adem van Edgar Wright en Simon Pegg (Shaun of the Dead) in zijn nek hebben gevoeld. Wright en Pegg deden het grappiger en beter, maar Hoene’s film doet het desondanks niet onaardig in vergelijking met deze klassieker.
Cockneys vs Zombies is Guy Ritchie die een George A. Romero film maakt: veel geweld, raar grappig en natuurlijk zombies. Het betekent dat Cockneys vs Zombies weinig vernieuwend is. De film is op zijn beste momenten nog steeds een samenkomst van elementen die door anderen beter zijn gedaan. Het is gelukkig weinig storend, want de humor en intensiteit laten je dit compleet vergeten.