Doorgaan naar artikel
The Congress
Daniël Steneker
Daniël Steneker
Profiel

Conclusie

The Congress is enorm fantasierijk en de geanimeerde delen zijn bij vlagen adembenemend mooi. De bewerking van Lems verhaal naar het digitale tijdperk binnen een totalitair Hollywoodsysteem is interessant en geeft het van zichzelf al complexe verhaal nieuwe dimensies. Misschien is Folman iets te ambitieus, want de overdaad aan thematieken en de flamboyante animaties maken de film wel erg vol, zelfs voor een film van twee uur. Deze volumedichtheid, in combinatie met de gedistantieerde acteerstijl, maken de film soms wat steriel. Een stapje terug zou de film goed doen, maar dat neemt niet weg dat The Congress een bijzondere filmervaring is.

Surrealistische beelden, een complex sciencefictionverhaal en vraagstukken over identiteit maken The Congress een mooie film, maar de serene en kille blik maken het tevens een zware zit.

Ari Folman debuteerde in 2008 met Waltz with Bashir, een autobiografische geanimeerde documentaire over de Israëlische inval in Libanon in 1982 en won daarvoor vele prijzen, waaronder een Golden Globe voor beste internationale film. Waar Folman met Bashir al zeer ambitieus was, gaat hij zo mogelijk nog verder in The Congress, een complexe film die schippert tussen real life en animatiefilm en nog meer dan zijn vorige film ingaat op thema’s als identiteit, perceptie en herinnering.

The Congress is losjes gebaseerd op het verhaal The Futurological Congress van Stanislav Lem, de Poolse auteur die ook Solaris schreef, dat in 1972 door Andrej Tarkovski en in 2002 door Steven Sodenbergh werd verfilmd. In deze adaptatie speelt Robin Wright zichzelf als verouderde actrice die een laatste rol krijgt aangeboden: haar hele zijn wordt gescand zodat haar digitale personificatie kan worden ingezet in elke mogelijke film, op voorwaarde dat de echte Robin Wright nooit meer acteert. 20 jaar later bezoekt ze het futuristische congress in een plek waar louter geanimeerde personages voorkomen om daar als reclamebord te dienen voor de nieuwste technologische ontwikkelingen. Niet alleen kan de geanimeerde Wright te pas en te onpas ingezet worden in films, de chemische reactie van vrije keuze is gekraakt en iedereen kan nu dus haar, of wie dan ook, worden. Tijdens haar reclamerede gaat Robin echter tegen deze ontwikkelingen in, tot onvrede van het publiek. Na een revolutie wordt ze paranoïde en hallucineert ze haar eigen executie. Ze wordt ingevroren en komt twintig jaar later weer tot leven in een wereld waarin iedereen is wie hij wil zijn. Tot blijkt dat dit niet het geval is: iedereen hallucineert en verspreidt feromonen die tevens de perceptie van anderen weer verandert.

Hierboven vergeet ik nog heel wat verhaallijnen, zoals over Robins zoontje Aaron (Kodi Smit-McPhee) dat langzaam doof wordt of de romance met Dylan (Jon Hamm), de artiest die Robins digitale representatie twintig jaar lang heeft  geanimeerd. Dan is er ook nog eens de kritiek op de filmstudio’s, geportretteerd in studio Miramount (een portmanteau van Miramax en Paramount), dat met fascistoïde bijeenkomsten het volk ophitst. Zo kan ik nog even doorgaan: de film zit vol intrigerende verhaallijnen, misschien zelfs iets te veel. Want hoewel de in de werkelijkheid gefilmde beelden relatief kalm zijn – al is de scanner van Robins karaktereigenschappen een groots bouwsel – zijn de geanimeerde delen waanzinnig. Zodra Robin de geanimeerde zone binnenrijdt, verandert het landschap in een LSD-trip die afwisselend iets wegheeft van Adventure Time, de films van Hayao Miyazaki, de werken van Dali of de helse taferelen van Jeroen Bosch. Tevens lopen in de wereld van de hallucinaties talloze figuren uit de (pop-)geschiedenis rond, van Marilyn Monroe tot Jezus tot Koningin Victoria tot Magritte’s Le Fils de l’Homme. Zo zitten er nog talloze andere verwijzingen naar de kunstgeschiedenis in de film, inclusief een vrije reconstructie van de rodeoscène uit Kubricks Dr. Strangelove.

Toch blijft de hand van Folman zoals die zichtbaar was in Waltz with Bashir hier zichtbaar: de hoofdpersonen blijven langwerpige, graatmagere lichamen met afgematte gezichten. Zowel in de geanimeerde als in de gefilmde scènes is de acteerstijl vrij afstandelijk en de emoties introvert. De film opent met het betraande gezicht van Robin, maar naast de tranen lijkt het verdriet naar binnen gekeerd en ver weg. Dit terwijl de film juist empathie lijkt te bepleiten – door te leven in hallucinaties vervreemdt men en loopt langs elkander heen. Door deze distantie ga je als kijker niet helemaal op in Folmans flamboyante fantasiewereld: het blijven hallucinante schilderijen in plaats van adembenemende dromen.

The Congress is enorm fantasierijk en de geanimeerde delen zijn bij vlagen adembenemend mooi. De bewerking van Lems verhaal naar het digitale tijdperk binnen een totalitair Hollywoodsysteem is interessant en geeft het van zichzelf al complexe verhaal nieuwe dimensies. Misschien is Folman iets te ambitieus, want de overdaad aan thematieken en de flamboyante animaties maken de film wel erg vol, zelfs voor een film van twee uur. Deze volumedichtheid, in combinatie met de gedistantieerde acteerstijl, maken de film soms wat steriel.  Een stapje terug zou de film goed doen, maar dat neemt niet weg dat The Congress een bijzondere filmervaring is.